oudste inwoonster van Nederland
  • in·woon·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord inwoonster inwoonsters
verkleinwoord

de inwoonsterv

  1. vrouw die in een bepaald gebied woont
    • Een inwoonster van Rijssen kwam vorig jaar mei op dezelfde plek met de schrik vrij na een slippartij. "Gelukkig geen schade, maar wel 1,5 keer rond geweest in die tunnel. Ik ben vervolgens direct naar mijn garage gereden om te zien of mijn banden goed waren." [2] 
    • Een inwoonster van Cannes is overleden aan de verwondingen die ze had opgelopen door een aanval van een stier tijdens het patroonfeest in Aigues-Mortes in het zuidoosten van Frankrijk. [3] 
    • In een kerk in Roese rouwden vanochtend honderden mensen om de vermoorde journaliste, voorafgaand aan de begrafenis. Ze brachten rode en witte anjers en rouwkransen mee. "Viktoria's dood is een groot verlies voor de stad", zei de 48-jarige inwoonster Zornitsa Koleva. [4]