• in·jec·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord injectie injecties
verkleinwoord

de injectiev

  1. inspuiting
    • Zowel provincie als gemeenten willen een alternatief zónder injectie in de ondergrond. Het gaat in dat geval om volledige zuivering van het afvalwater bij de oliewinning in Schoonebeek zelf. Het volledig gezuiverde water kan dan op het oppervlaktewater worden geloosd. Ook zou het alleen ontdaan kunnen worden van de mijnbouwhulpstoffen waarna het via een pijplijn naar zee kan worden gepompt. [3] 
  2. (medisch) iets dat onderhuids, intraveneus of intramusculair met behulp van een injectienaald wordt ingebracht
    • De amokmaker kreeg een kalmerende injectie. 
  3. (wiskunde) een functie die een bepaalde waarde x in het domein afbeeldt naar een bepaalde waarde y in het codomein; formeel: v: XY zodanig dat f(a) = f(b) inhoudt dat a = b voor alle a, b in het domein
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]