• in·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ingaan
ging in
ingegaan
klasse 7 volledig

ingaan

  1. inergatief ~ op: ergens op reageren
    • De voorzitter wilde niet op vragen ingaan. 
     Voor de eerste keer na het ongeluk wilde ze ergens dieper op ingaan.[1]
  2. ergatief van start gaan
    • Gisteren is de zomertijd ingegaan. 
  3. ergatief binnengaan
    • Hij ging direct het huis in. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]