ijzel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ijzel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛizəl / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /'ɛɪ̯zəɫ/, /'ɛɪ̯zɔɫ/
- (Vlaanderen, Brabant): /'ɛːzəɫ/
- (Limburg): /'ɛɪ̯zəl/
Woordafbreking
- ij·zel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dunne ijskorst na neerslag’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
- Afgeleid van ijs met het achtervoegsel -el.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ijzel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ijzel m
- (meteorologie) onderkoelde regen die in ijs overgaat eenmaal in aanraking met de grond
- IJzel leidt vaak tot chaos en veel ellende op de weg.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. onderkoelde regen die in ijs overgaat eenmaal in aanraking met de grond
Gangbaarheid
- Het woord ijzel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ijzel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.