huisvriend
- Geluid: huisvriend (hulp, bestand)
- huis·vriend
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisvriend | huisvrienden |
verkleinwoord | huisvriendje | huisvriendjes |
de huisvriend m
- vriend die op zeer vertrouwelijke voet aan huis komt
- ▸ Onder de vele jongemannen die dagelijks in het huis van Hélène verkeerden had Boris Droebetskoj, die in het leger carrière had gemaakt, na Hélènes terugkeer uit Erfurt de rol van meest vertrouwde huisvriend.[2]
- ▸ Volgens Vergouwen blijft een groot publiek behoefte hebben aan het kijken naar een soap met 'echte mensen'. "Kijken naar je dagelijkse huisvrienden of juist naar mensen aan wie je je enorm kunt ergeren."[3]
1. vriend die op zeer vertrouwelijke voet aan huis komt
- Het woord huisvriend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Utopia gaat toch door, 'verstandige zet van SBS'” (06-04-2018,), NOS