• ho·ve·ling
  • Afgeleid van hof met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud meervoud
naamwoord hoveling hovelingen
verkleinwoord hovelingetje hovelingetjes

de hovelingm

  1. een onderdaan die tot het dagelijkse gezelschap van een vorst behoort
    • Vroeger had bijna iedere vorst een hoveling. 
87 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be