houweel
- hou·weel
- erfwoord via Middelnederlands van Oudnederlands , in de betekenis van ‘werktuig, bik’ als toenaam aangetroffen vanaf 1160 (waardoor de eerder veronderstelde ontlening aan het Oudfrans minder aannemelijk is) [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houweel | houwelen |
verkleinwoord | houweeltje | houweeltjes |
het houweel o
- (gereedschap) metalen werktuig voor hakken in steen of aarde met een beitelvormig uiteinde en een puntvormig uiteinde
- - Eerder had ik me al afgevraagd wat het embleem betekent dat in de gevel van het huis gebeiteld is, hamer en houweel met gekruiste stelen, anno 1908. Ik zoek rond, op de elektriciteitskast tussen de struiken staat: TEUTONIA. [4]
- - Op het Rode Plein ben ik niet geweest. Lenin heb ik niet gezien. Ik werk alleen maar! Met schop, houweel en kruiwagen. Ik druip de hele dag, als een watermeloen.[5]
- (gereedschap) bijl waarmee men bomen kan omhakken
1.(gereedschap) een metalen werktuig voor hakken in steen of aarde met een beitelvormig uiteinde en een puntvormig uiteinde
- Het woord houweel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houweel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ houweel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bok, Pauline deDe Jaagster 2014 ISBN 978-90-254-4091-6 pagina 17
- ↑ Aleksievic, Svetlana Aleksandrovna2015 Het einde van de rode mens vertaald door Jan Robert Braat 2015 ISBN 978-90-234-9802-5 pagina 399
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be