horror
- hor·ror
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afschuw’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [1] van Engels horror
- [2] van Latijn horror
- [3] van Engels horror als alternatief voor horreur [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | horror | - |
verkleinwoord | - | - |
de horror m
- (filmkunst), (letterkunde) genre waarin angstaanjagende verhalen en effecten centraal staan
- Een productiehuis dat zich specialiseert in horror.
- (psychologie) afkeer van iets angstaanjagends, hevige schrikreactie
- Kinderen begonnen uit pure horror te schreeuwen toen ze zagen dat het enorme monster hun strandkastelen vernielde”, klinkt het sarcastisch.[3]
- iets wat door zijn huiveringwekkendheid afkeer oproept
- De horror hiervan is niet te bevatten.
- [1] horrorgenre
- [2] afgrijzen
- [2] afschuw
- [3] gruwelijkheid
- [3] verschrikking
- [1] griezelfilm
- [2] griezelverhaal
- Het woord horror staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "horror" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "horror" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ horror op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Internet ligt in een deuk met review over strandbal die 100 dollar kost, metrotime.be, 9 februari 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ho·rror
enkelvoud | meervoud |
---|---|
horror | horrores |
horror m
- [1] espanto, miedo, terror, horripilación
- [2] asco
- horror in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española