• hor·ror
enkelvoud meervoud
naamwoord horror -
verkleinwoord - -

de horrorm

  1. (filmkunst), (letterkunde) genre waarin angstaanjagende verhalen en effecten centraal staan
    • Een productiehuis dat zich specialiseert in horror. 
  2. (psychologie) afkeer van iets angstaanjagends, hevige schrikreactie
    • Kinderen begonnen uit pure horror te schreeuwen toen ze zagen dat het enorme monster hun strandkastelen vernielde”, klinkt het sarcastisch.[3] 
  3. iets wat door zijn huiveringwekkendheid afkeer oproept
    • De horror hiervan is niet te bevatten. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • ho·rror
enkelvoud meervoud
horror horrores

horror m

  1. verschrikking, ontzetting
  2. afschuw, afgrijzen