horend
- ho·rend
vervoeging van: | horen |
verbogen vorm: | horende |
horend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | horend | horender | horendst |
verbogen | horende | horendere | horendste |
partitief | horends | horenders | - |
horend
- deel uitmakend van iets
- Voor al zijn activiteiten werd Esink benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. Burgemeester Arco Hofland reikte de daarbij horende versierselen aan Esink uit tijdens het Oranjeconcert in de Schildkerk. [1]
- De gemeenteraad van Rijssen-Holten stemde dinsdagavond in met de snellere aanpak van asbestdaken en de daarbij horende financiële regelingen. [2]
- in staat zijn om te luisteren
- [1] helderhorend
- [2] doof, hardhorend, slechthorend
- horende doof zijn
niet kunnen of willen luisteren
- Het woord horend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tubantia 27-04-19 Koninklijke onderscheiding voor muzikale Rijssenaar
- ↑ Tubantia Mariëtte Cellarius 29-05-19 Subsidie Rijssen-Holten voor verwijderen asbest van dak