Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hard·ho·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hardhorend hardhorender hardhorendst
verbogen hardhorende hardhorendere hardhorendste
partitief hardhorends hardhorenders -

Bijvoeglijk naamwoord

hardhorend

  1. slecht kunnen horen (alleen zeer harde geluiden kunnen horen)
    • Hij werd steeds hardhorender, maar je mocht hem van zijn vrouw niet doof noemen. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be