homer
- ho·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homer | homers |
verkleinwoord | - | - |
de homer m
- (sport) (honkbal, softbal) slag die de slagman in staat stelt in een keer langs alle honken te lopen
- ▸ Niet alleen McGwire heeft de jacht op het record geopend, hij wordt op de voet gevolgd door Sammy Sosa van de Cubs, die zaterdag zijn 58ste homer sloeg.[1]
- verouderde spelling of vorm van chomer tot 1955
- ▸ Indien ook iemand van den akker zijner bezitting den HEERE wat geheiligd zal hebben, zo zal uw schatting zijn naar zijn zaad; een homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilvers.[2]
- Het woord homer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Juurd Eijsvoogel“The Great Home Run Chase nadert climax” (7 september 1998) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Statenvertaling“Leviticus 27:16” op statenvertaling.net