homerun
- home·run
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homerun | homeruns |
verkleinwoord |
de homerun m
- (sport) honkbal en softbal: wanneer een slagman de bal zodanig slaat, dat hij in dezelfde beurt alle vier de honken kan passeren en zodoende zelf een punt kan scoren
- De slagman sloeg de bal ruim over de hekken en kon dus op zijn gemak zijn homerun uitwandelen.
- Het woord homerun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "homerun" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be