Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • home·run
Woordherkomst en -opbouw

uit het Engels home en run

enkelvoud meervoud
naamwoord homerun homeruns
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de homerunm

  1. (sport) honkbal en softbal: wanneer een slagman de bal zodanig slaat, dat hij in dezelfde beurt alle vier de honken kan passeren en zodoende zelf een punt kan scoren
    • De slagman sloeg de bal ruim over de hekken en kon dus op zijn gemak zijn homerun uitwandelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be