Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cho·mer
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

chomer

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) inhoudsmaat van ongeveer 220 liter; een chomer is tien bat volgens Ez. 45:11; in vertalingen ook: ezelslast (11×: Lev. 27:16, Num. 11:32, Jes. 5:10, Ez. 45:11 +, Hos. 3:2)
     Voor vijftien zilveren sjekels, een chomer en een letech gerst kocht hij haar terug.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  2.   Weblink bron
    Aerde, Rogier van
    “Stem in de woestijn” (1943), Urbi et Orbi, Amsterdam, p. 255