• hoe·ren·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord hoerenhuis hoerenhuizen
verkleinwoord - -

het hoerenhuiso

  1. pand waar mannen tegen betaling seks hebben met vrouwen
    • Kijk, als een kerel wil wippen, moet je wippen. Er is een standaardpakket waar je niet onderuit komt. Je zit tenslotte in een hoerenhuis. Maar alles wat hij meer wil, daar kun je dus extra voor vangen. [2]