herspreken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van herspreken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		herspreken			te herspreken
	toekomend		zullen herspreken			te zullen herspreken
voltooid	tegenwoordig		hersproken			te hersproken
	toekomend		hersproken zullen			hersproken te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	hersprekend		hersproken			ev. herspreek	mv. verouderd herspreekt	herspreke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	herspreek	herspreekt	herspreekt	herspreekt	herspreekt	herspreken	herspreken	herspreken
verleden (o.v.t.)	hersprak	hersprak	hersprak	herspraakt	hersprak	herspraken	herspraken	herspraken
toekomend (o.t.t.t.)	zal herspreken	zult/zal herspreken	zult/zal herspreken	zult herspreken	zal herspreken	zullen herspreken	zullen herspreken	zullen herspreken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou herspreken	zou herspreken	zou(dt) herspreken	zoudt herspreken	zou herspreken	zouden herspreken	zouden herspreken	zouden herspreken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij