• he·mels·breed
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen hemelsbreed hemelsbreder hemelsbreedst
verbogen hemelsbrede hemelsbredere hemelsbreedste
partitief hemelsbreeds hemelsbreders -

hemelsbreed

  1. zeer breed, zeer veel
  2. in rechte lijn gemeten
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]