Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hart·ver·lam·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hartverlamming hartverlammingen
verkleinwoord hartverlamminkje hartverlamminkjes

Zelfstandig naamwoord

de hartverlammingv

  1. (medisch) het plotseling niet meer samentrekken van het hart zodat er een circulatiestilstand ontstaat
     „Zo’n 30 jaar geleden viel er een man voor mij neer op straat. Hij had een hartverlamming. Ik had geen idee wat ik moest doen en kon het slachtoffer niet helpen. Na dat moment ben ik cursussen gaan volgen. Nooit wilde ik meer zo hulpeloos toekijken.”[2]
     Als de bedrijven niet voor 20 mei op de eis ingaan, dreigen de afpersers hun voedingswaren te vergiftigen met oleandrin, een giftige stof die hartverlamming kan veroorzaken.[3]
  2. (figuurlijk) een plotseling optredende heftige schrik
     ,,Ze belden bij ons aan, om twee uur 's nachts. Mijn vrouw hoorde het, ze heeft haar kamerjas aangedaan en is gaan kijken. Ze kreeg bijna een hartverlamming. Ze waren al die tijd in Frankrijk aan het rondrijden. Ze sliepen soms bij boeren. Op het laatst zijn ze nog overvallen. Toen was het geld op en zijn ze teruggekomen."[4]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rachell Pekelder
    “Liever levens redden dan rekenen op Widerode Wierden” (05-07-2017), Tubantia
  3.   Weblink bron “Afpersers dreigen koekjes, ijs en chocolaatjes te vergiftigen” (19-04-2019), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Guido van der Heijden
    “Buurman vermiste Zeeuwen: Mijn vrouw kreeg bijna een hartverlamming” (10-01-2017), Tubantia