• hart·klep
enkelvoud meervoud
naamwoord hartklep hartkleppen
verkleinwoord hartklepje hartklepjes

de hartklepv / m

  1. (anatomie) hartweefsel in de vorm van een vlies dat samengetrokken door een spiertje terugstromen van het verder gepompte bloed tegengaat
    • Ik weet ongeveer wat er aan de hand is: een hartklep die niet goed sluit, dus ik neem nauwkeurig mijn pillen en meld mij ieder half jaar bij de poli cardiologie. [2]
  2. (techniek) doorlaatbare afsluiting onderin een pomp die het terugstromen van de opgepompte vloeistof verhindert
    • De hartklep wordt omwikkeld met hennep en dat hennep werd vroeger met potvet ingesmeerd, zodat de klep goed sloot. [3]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]