Orchis morio
 
harlekijn
  • har·le·kijn
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hansworst’ voor het eerst aangetroffen in 1653 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord harlekijn harlekijns
harlekijnen
verkleinwoord harlekijntje harlekijntjes

de harlekijnm

  1. (toneel) een grappig personage uit de Italiaanse Commedia dell'arte
  2. een grappig, koddig persoon in het algemeen
    • De wereld van Folkert de Jong wordt bevolkt door treurige harlekijns, dommige soldaten, kortzichtige zakenmensen, te oude revuemeisjes, ballerina’s die weinig lieflijks hebben. Bijna al zijn beelden verwijzen naar zowel de beeldende kunst als de geschiedenis.[4]  
    • Of is het die bepaald niet gewone cellist Tristan Honsinger, die zijn instrument in de steek heeft gelaten voor een show waarin spontane poëzie, dirigeren en dansen samenkomen? Tristan 'is een derwisj, harlekijn, stommefilm-komediant en dirigent inéén', schrijft de Amerikaanse jazzprofessor Kevin Whitehead, die de heren en de incidentele dame van het orkest al decennia volgt, en die verantwoordelijk was voor de begeleidende tekst. [5] 
  3. felgekleurde pop die kan bewegen door aan een touwtje te trekken
  4. (plantkunde) Anacamptis morio   Orchis morio   inlandse orchidee
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[6]