Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hand·tas·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van hand en de stam van tasten met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen handtastelijk handtastelijker handtastelijkst
verbogen handtastelijke handtastelijkere handtastelijkste
partitief handtastelijks handtastelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

handtastelijk

  1. de handen ongewenst op een ander plaatsend
    • De dronken man werd steeds handtastelijker. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be