handtastelijkheid
- hand·tas·te·lijk·heid
- afleiding van handtastelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handtastelijkheid | handtastelijkheden |
verkleinwoord |
de handtastelijkheid v
- de mate waarin iemand ongewenst (gewelddadig) een ander betast
- ▸ Na zijn verklaring laait het debat over zijn rol als IOC-lid alleen maar verder op. Zijn uitspraken in een interview met NRC Handelsblad helpen niet. Eurlings spreekt van een "wederzijds handgemeen" en "handtastelijkheid", maar wil geen details kwijt. Na dagen vol nieuwsberichten over zijn aanblijven, besluit de voormalige 'kroonprins' alsnog op te stappen.[1]
- de keer dat iemand ongewenst (gewelddadig) wordt betast
- ▸ Reade werkte negen maanden als stafmedewerker op het kantoor van Biden als stagebegeleider. Vorig jaar sprak zij zich al uit over de handtastelijkheid van de ex-vicepresident, maar pas op 25 maart deelde ze verdere details van het incident via een podcast. Sindsdien gaf ze meerdere interviews.[2]
- Het woord handtastelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Camiel Eurlings: van CDA-kroonprins naar gevallen IOC-lid” (Vrijdag 5 januari 2018, 18:15), NOS
- ↑ Weblink bron “Presidentskandidaat Joe Biden beschuldigd van aanranding” (Woensdag 15 april 2020, 14:13), NOS