hagelwit
- ha·gel·wit
- intensief, samenstelling van hagel en wit
stellend | |
---|---|
onverbogen | hagelwit |
verbogen | hagelwitte |
partitief | hagelwits |
hagelwit [1]
- heel helder wit; letterlijk zo wit als hagel
- We reizen verder naar Saint Vincent en de Grenadines. Een groep paradijselijke eilandjes waar alle clichés uit de reisfolders te vinden zijn. De palmbomen, de hagelwitte stranden, de vriendelijke rastamannen, de romantische baaitjes. [2]
- Vogelzang bedacht iets wat veel verder ging dan eten alleen. Twee hagelwitte tafellakens hingen vanaf het plafond naar beneden. De gasten moesten door uitsparingen in het laken hun armen en hoofd steken.[3]
1. heel helder wit; letterlijk zo wit als hagel
- Het woord hagelwit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hagelwit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Zwagerman, MarianneLeven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina pagina 22
- ↑ NRC Lucette ter Borg 22 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be