• grond·vorm
enkelvoud meervoud
naamwoord grondvorm grondvormen
verkleinwoord

de grondvormm

  1. de vorm van iets zonder detaillering
    • De bungalow voor de familie Zwijnenberg, een bekende makelaar in Enschede, bevat alle kenmerken van de typische bouwstijl van Zantinge, zoals de gele bakstenen, de gebogen Romeinse dakpannen en een binnentuin met veel privacy. De grondvorm en de vierkante structuur van de woonfunctie werden al in de oudheid bij patiowoningen gebruikt en komen overeen met die van een oude boerderij uit Zuid-Limburg. [2] 
  2. de originele vorm waaruit zich later nieuwe vormen hebben ontwikkeld
    • Je ziet ze veel tegenwoordig: boerderettes, of woonhuizen in de stijl van een boerderij of Saksische schuur. Ze staan meestal op de plek van oudere boerderijen. De regelgeving op het platteland laat ook niet veel andere opties open. Wie wil bouwen in het landschap, moet zich houden aan de grondvorm van het aloude boerenhuis. [3] 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]