• stra·mien
  • In de betekenis van ‘patroon, model’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1898 [1]
  • In de betekenis van ‘weefsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1555 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord stramien stramienen
verkleinwoord stramientje stramientjes

het stramieno

  1. model, patroon.
  2. een grof weefsel van stevige draden, gebruikt als ondergrond voor het borduren.
91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]