• grij·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grijnen
grijnde
(green) *
gegrijnd
(gegrenen) *
klasse 1

zwak -d

volledig

grijnen

  1. inergatief (verouderd) door een heftig gevoel een vertrokken gelaat tonen
    1. boosaardig gezicht laten zien
    2. een verheugd gezicht laten zien
    3. een verdrietig gezicht laten zien
  • De sterke vervoeging is vanaf de 17e eeuw eerst in Nederland en later ook in Vlaanderen ongebruikelijk geworden.

de grijnenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grijn