graveren
- gra·ve·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘figuren inkrassen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van het Franse graver (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
graveren |
graveerde |
gegraveerd |
zwak -d | volledig |
graveren
- overgankelijk met een scherp gereedschap een tekening of tekst krassen in glas of metaal
- Zij kreeg voor haar geboorte een zilveren beker waarin haar naam gegraveerd was.
- ▸ Op een hoge tafel in de hoek stond een grote bakelieten radio met een verzilverde draaischijf waarin vooroorlogse zendstations waren gegraveerd. Waarschijnlijk zou hij met de juiste transformator nog aan de praat te krijgen zijn. Maar er zou niet dezelfde muziek uit opklinken als vroeger.[3]
- ▸ In hoofdletters was de lengte van de trail erin gegraveerd: ‘MEXICO TO CANADA 2.627 MILES’, oftewel 4.286 kilometer.[4]
1. met een scherp gereedschap iets krassen in glas of metaal
- Het woord graveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "graveren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "graveren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ graveren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- gra·ve·ren
graveren, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van graver