graveerde
- gra·veer·de
vervoeging van |
---|
graveren |
graveerde
- enkelvoud verleden tijd van graveren
- Ik graveerde.
- Jij graveerde.
- Hij, zij, het graveerde.
- Ik graveerde.
- Het woord graveerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.