goot
Niet te verwarren met: Goot |
- goot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goot | goten |
verkleinwoord | gootje | gootjes |
- een gleuf of greppel bedoeld voor het af laten vloeien van een vloeistof
- Je moet die goot eens schoonmaken, anders kan het water niet goed weg.
- een langgerekte bakvormige of halfronde constructie, die het water van het dak opvangt en afvoert
- De afvoer van de goot was verstopt.
- overdrachtelijk: een onverkwikkelijke en te vermijden plaats
- Als je niet zorgt dat je baan hebt, lig je zo in de goot.
vervoeging van |
---|
gieten |
goot
- enkelvoud verleden tijd van gieten
- Ik goot.
- Jij goot.
- Hij, zij, het goot.
- Ik goot.
- ▸ Deze Terminus bestond uit een paar dikke palen die ik uitgeput omhelsde. Het voelde wel een beetje raar en leeg. Toch was ik ook opgelucht dat het voorbij was en trok een mini-whiskeyflesje open. Voordat ik dit in één teug naar binnen goot, sloeg ik een kruis en wees in de lucht naar een denkbeeldige maan.[3]
vervoeging van |
---|
gieten |
goot
- onpersoonlijke verleden tijd van gieten
- Het regende dat het goot.
- Het woord goot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goot" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "goot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be