Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Goot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afvoerkanaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1277 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord goot goten
verkleinwoord gootje gootjes

Zelfstandig naamwoord

goot v/m [2]

  1. een gleuf of greppel bedoeld voor het af laten vloeien van een vloeistof
    • Je moet die goot eens schoonmaken, anders kan het water niet goed weg. 
  2. een langgerekte bakvormige of halfronde constructie, die het water van het dak opvangt en afvoert
    • De afvoer van de goot was verstopt. 
  3. overdrachtelijk: een onverkwikkelijke en te vermijden plaats
    • Als je niet zorgt dat je baan hebt, lig je zo in de goot. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
gieten

goot

  1. enkelvoud verleden tijd van gieten
    • Ik goot. 
    • Jij goot. 
    • Hij, zij, het goot. 
     Deze Terminus bestond uit een paar dikke palen die ik uitgeput omhelsde. Het voelde wel een beetje raar en leeg. Toch was ik ook opgelucht dat het voorbij was en trok een mini-whiskeyflesje open. Voordat ik dit in één teug naar binnen goot, sloeg ik een kruis en wees in de lucht naar een denkbeeldige maan.[3]

Werkwoord

vervoeging van
gieten

goot

  1. onpersoonlijke verleden tijd van gieten
    • Het regende dat het goot. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen