Nederlands

 
schudgoot steenkoolmijn
Uitspraak
Woordafbreking
  • schud·goot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schudgoot schudgoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schudgootv / m

  1. goot waar doorheen poeder door schudden omlaag gevoerd wordt
Vertalingen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen