goor
- goor
- van Middelnederlands goor "modder", in de betekenis van ‘vies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goor | goorder | goorst |
verbogen | gore | goordere | goorste |
partitief | goors | goorders | - |
goor
- onsmakelijk, vies op een onhygiënische of immorele wijze
- In die gore kroeg zul je mij niet vinden.
1. onsmakelijk, vies op een onhygiënische of immorele wijze
- Het woord goor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goor" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ goor (smerig, vies) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "goor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | attributief | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|---|
goor | - | goorder | goorste |
goor