ingoor
- in·goor
- intensiverende afleiding van goor (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ingoor | - | - |
verbogen | ingore | - | - |
ingoor
- heel smerig
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en ingoor.
- Het woord 'ingoor' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "INGOOR" in Malssen, P.J. vanVan Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal 5e druk (1914); p. 838; geraadpleegd 2015-07-26