Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dor·ven
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: bederven…
geen verbogen vorm

bedorven

  1. voltooid deelwoord van bederven
stellend
onverbogen bedorven
verbogen bedorven
partitief bedorvens

Bijvoeglijk naamwoord

bedorven

  1. niet langer voor consumptie geschikt
    • Als je dat bedorven vlees eet, zul je flink ziek worden. 
     Ze moest de zin drie keer lezen voor ze daadwerkelijk begreep wat er stond: zowel bedorven vlees als verrotte vis.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen