glimt
- glimt
vervoeging van |
---|
glimmen |
glimt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glimmen
- Jij glimt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glimmen
- Hij glimt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van glimmen
- Glimt!
- Het woord glimt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- glimt
- Afkomstig van het Noorse woord glimte ww ("aanflitsen, aanfloepen, fonkelen, oplichten, tintelen")
Naar frequentie | 5820 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | glimt | glimtet | glimt | glimta glimtene |
genitief | glimts | glimtets | glimts | glimtas glimtenes |
- ↑ Het zelfstandige naamwoord 'glimt' is sinds 2020 alleen van het onzijdige geslacht. De vóór 2020 geldige mannelijke woordvormen zijn sinds het jaar 2020 vervallen. Rettskrivningsvedtak etter 2012 (taalhervorming)
- NAOB Det Noorske Akademis Ordbok: glimt
glimt
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van glimt
- glimt
- Afkomstig van het Nynorske woord glimte ww ("aanflitsen, aanfloepen, fonkelen, oplichten, tintelen")
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | glimt | glimtet | glimt | glimta |
- ↑ Het zelfstandige naamwoord 'glimt' is sinds 2020 alleen van het onzijdige geslacht. De vóór 2020 geldige mannelijke woordvormen zijn sinds het jaar 2020 vervallen. Rettskrivningsvedtak etter 2012 (taalhervorming)
glimt
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van glimt