Nederlands

 
glasgordijn
Uitspraak
Woordafbreking
  • glas·gor·dijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord glasgordijn glasgordijnen
verkleinwoord glasgordijntje glasgordijntjes

Zelfstandig naamwoord

het glasgordijno

  1. doorzichtig of licht doorlatend gordijn
     Een in Delfts blauw beschilderde muur tegenover ramen met glasgordijntjes, met papier gedekte tafels en servetten van gezellig geruit worteldoek en een open keuken met daarin misschien wel de allerjongste patron cuisinier van het land: de 22-jarige Jim de Jong, wiens ouders overigens ook in de zaal zitten.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Surprise!” (24/09/2010), HP de Tijd
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be