git
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- git
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zwarte delfstof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1451 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | git | gitten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
git o
- een bepaalde zwarte delfstof.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord git staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "git" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Angelsaksisch
Uitspraak
- IPA: /jit/
Persoonlijk voornaamwoord
ġit
- jullie twee.