• gi·gue
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1751 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gigue gigues
verkleinwoord - -

de giguev / m [4]

  1. (dans) oude, oorspronkelijk Engelse, snelle dans
  2. (muziek) de muziek die hierbij hoort
26 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[5]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  gigue     la gigue     gigues     les gigues  

gigue v

  1. (muziekinstrument), (middeleeuwen) middeleeuws strijkinstrument, voorloper van de viool
  2. (muziek), (dans): gigue oude Schotse dans en muziek in driedelige maat (6/8)