gigue
- gi·gue
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1751 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gigue | gigues |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord gigue staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gigue" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gigue" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gigue op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
gigue | la gigue | gigues | les gigues |
gigue v
- (muziekinstrument), (middeleeuwen) middeleeuws strijkinstrument, voorloper van de viool
- (muziek), (dans): gigue oude Schotse dans en muziek in driedelige maat (6/8)
- [2] jig