gevind
- ge·vind
- pseudodeelwoord afgeleid van vin zn met het omvoegsel ge- -d [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | gevind |
verbogen | gevinde |
partitief | gevinds |
gevind
- (dierkunde) voorzien van vinnen: uitstekende lichaamsdelen die vlak zijn in het verlengde van de bewegingsrichting
- (heraldiek) met vinnen in een andere kleur dan de vis zelf
- Gedeeld; I in sabel een poldermolen van goud, de wieken schuingeplaatst; II in goud drie omgewende kepers van keel; een schildhoofd van azuur beladen met een van keel gevinde snoek van zilver, ondersteund door een naar beneden uitgeschulpte streep van zilver. [2]
- (plantkunde) met samengestelde bladeren die bestaan uit blaadjes die tegenover elkaar aan een hoofdnerf zitten
-
1. Mogelijke plaatsen waar een vis gevind kan zijn.
-
2. Een gevinde snoek in het wapen van Schermer .
-
3. Een voorbeeld van een gevind blad.
- Het woord gevind staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gevind" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Wapen Gemeente Schermer op website Hoge Raad van Adel: therightproductions.nl/hogeraadvanadel; geraadpleegd 28-06-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be