• ge·reg·gert
  • Pennsylvania-Duitse werkwoordsvorm van reggere met het voorvoegsel ge- en met de woorduitgang -t
Sterke
verbuiging [1]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief gereggerder gereggerdi gereggerdes gereggerde
datief gereggerdem gereggerder gereggerdem gereggerde
accusatief gereggerder gereggerdi gereggerdes gereggerde
Zwakke
verbuiging [2]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief gereggerde gereggerde gereggerde gereggerde
datief gereggerde gereggerde gereggerde gereggerde
accusatief gereggerde gereggerde gereggerde gereggerde
Gemengde
verbuiging [3]
mannelijk
enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
onzijdig
enkelvoud
meervoud
nominatief gereggerder gereggerdi gereggerdes gereggerde
datief gereggerde gereggerde gereggerde gereggerde
accusatief gereggerder gereggerdi gereggerdes gereggerde

gereggert

  1. geregend

gereggert

  1. voltooid (verleden) deelwoord van reggere [4]

(ich) hab gereggert

  1. zwakke verbuiging eerste persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van reggere [4]

(er, sie, es) hot gereggert

  1. zwakke verbuiging derde persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van reggere [4]
  1. zonder lidwoord
  2. met bepaald lidwoord
  3. met onbepaald lidwoord: ein, kein, mein, dein, sein, ihr (v, enk), unser, euer, ihr (mv), Ihr
  4. 4,0 4,1 4,2 Het voltooid deelwoord gereggert wordt gecombineerd met een persoonsvorm van het hulpwerkwoord hawwe.