• ge·reg·ger·der

gereggerder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van gereggert

gereggerder

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van gereggert

gereggerder

  1. onbepaald nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van gereggert