Een “gekko”
  • gek·ko
  • In de betekenis van ‘hagedis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1718 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord gekko gekko's
verkleinwoord gekkootje gekkootjes

de gekkom

  1. (reptielen) Gekko   een geslacht van hagedissen dat behoort tot de gekko's (Gekkota  ) en de familie Gekkonidae  
    • Langs het plafond kruipt een gekko . 
92 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]