• ga·ding
  • In de betekenis van ‘lust’ voor het eerst aangetroffen in 1312 [1]
  • afgeleid van gade [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gading
verkleinwoord

de gadingv [3]

  1. genoegen, plezier, behoefte
    • Een film kan mislukken, maar toch interessant zijn door het thema dat hij behandelt. Dat geldt wat mij betreft voor Genius, een speelfilm van Michael Grandage, gebaseerd op de biografie Max Perkins - Editor of Genius van A. Scott Berg. Literatuurliefhebbers zullen in deze film heus wel iets van hun gading vinden, en misschien worden ze geïnspireerd om dat schitterende boek van Berg over het literaire bedrijf te lezen.[4] 
  2. wat je wilt hebben / wat je kopen wilt
    • In deze winkel vindt u altijd wel iets van uw gading. 
    • Een voorbijganger snuffelt wat tussen de op straat uitgestalde fotolijstjes, metalen vergieten en een jarenvijftigstoel of het vintagewinkeltje DeauDeau iets van zijn gading biedt. De sfeer in de Hardebollenstraat, midden in het Utrechtse centrum, is deze zonnige middag ontspannen, bijna slaperig. Het is de stilte voor de storm, vrezen de bewoners van het buurtje. Eind deze maand beslist burgemeester Jan van Zanen of de prostituees terugkeren achter de zeventien daartoe bestemde ramen in de Hardebollenstraat. [5]  
  • is dit naar uw gading?
is dit iets wat u wilt kopen?
86 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[6]