gaardenier
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gaardenier (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɣardəˈnir / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- gaar·de·nier
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands gaardenier, afgeleid van gaard(e) met het achtervoegsel -ier en met het invoegsel -en- respectievelijk met het invoegsel -n-, cognaat met Duits Gärtner en Engels gardener, zie ook Frans jardinier [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaardenier | gaardeniers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de gaardenier m
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord gaardenier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaardenier" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gaardenier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be