fyzika
- IPA: /fɪzɪka/
- Afgeleid van het Latijnse physica
fyzika v
- (wetenschap)(natuurkunde) natuurkunde, fysica; de wetenschap van de materie en de bestudering van het gedrag en de interactie in ruimte en tijd
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /fɪzɪka/
- fy·zi·ka
- Afgeleid van het Latijnse physica
fyzika v
- (wetenschap)(natuurkunde) natuurkunde, fysica; de wetenschap van de materie en de bestudering van het gedrag en de interactie in ruimte en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | fyzika | fyziky |
genitief | fyziky | fyzik |
datief | fyzice | fyzikám |
accusatief | fyziku | fyziky |
vocatief | fyziko | fyziky |
locatief | fyzice | fyzikách |
instrumentalis | fyzikou | fyzikami |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
fyzika
- genitief enkelvoud van fyzik
- accusatief enkelvoud van fyzik