• fout·mar·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord foutmarge foutmarges
verkleinwoord

de foutmargev / m

  1. mate van onzekerheid bij de uitslag van een steekproef, statistische meting enzovoort
    • 95% betrouwbaarheid en een foutmarge van 5%.  
94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be