Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·nauw·keu·rig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onnauwkeurigheid onnauwkeurigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onnauwkeurigheidv

  1. het niet of onvoldoende nauwkeurig zijn
    • Fouten ontstaan door onnauwkeurigheid. 
  2. (wetenschap) afwijking bij het meten van een (bijv. natuurkundige) grootheid
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid