Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fou·ten·mar·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord foutenmarge foutenmarges
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de foutenmargev / m

  1. mate van onzekerheid bij de uitslag van een steekproef, statistische meting enzovoort
     Professor Herman Goossens heeft afgelopen weekend zelf vastgesteld dat de foutenmarge bij zelftests groot is bij lagere temperaturen.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Ludwig De Wolf
    “Zelftests in de kou kunnen vals positieve resultaten geven, voer ze daarom uit bij kamertemperatuur” (20 dec 2021) op vrt.be