fondement
- fon·de·ment
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fondement | fondementen |
verkleinwoord |
het fondement o
- (bouwkunde) (verouderd) deel van een gebouw dat vooraf in de grond wordt aangelegd als ondersteuning van het geheel
- ▸ Een houten gebint, ineengevoegd in het fondement van een gebouw, wordt niet uiteengerukt; (…)[2]
- (figuurlijk) (verouderd) onderdeel waarop het geheel rust
- (figuurlijk) (anatomie) (verouderd) de billen, als lichaamsdeel waar mensen op kunnen zitten
- ▸ Aarselen is achteruit krabbelen. “Ik zal je aarselings klimmen leeren!” zeit de beul bij Breêroo (…) tegen een boef, omdat hij hem met z'n fondement tegen de ladder, die schuin onder de galg staat, laat opklimmen.[4]
- [1], [2] fondament (uitspraakvariant)
- [1], [2] fundament (gangbare uitspraakvariant)
- [1], [2] basis
- [1], [2] fundering
- [1], [2] grondslag
- [3] achterste
- Het woord fondement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fondement" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Onbekend (vert. Dr. Andreas Jansen)Het boek Ecclesiasticus. in:(vert. H.J.Th. Brouwer e.a.).De heilige boeken van het oude verbond. Deel 5. Het boek der Spreuken. De Prediker. Het Hooglied. Het boek der Wijsheid. Het boek Ecclesiasticus, 2e druk (1933), Teulings, 's-Hertogenbosch, p. 452 v. 22:19
- ↑ Weblink bron Lodovico Guicciardini (ed. Petrus Montanus)“Beschrijvinghe van alle de Neder-landen.” (1979; facsimilé van 1612), Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, p. 88 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Aegidius W. Timmerman (ed. Harry G.M. Prick“Tim's herinneringen).”, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam jaar=1983, p. 77
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be