• fluis·te·rend
vervoeging van: fluisteren
verbogen vorm: fluisterende

fluisterend

  1. onvoltooid deelwoord van fluisteren
    • Fluisterend vertelt ze dat ze de dokter het liefst om "een spuitje" had gevraagd. De journaliste naast haar bed schrikt en vraagt of er dan helemaal niets is waar ze de vrouw een plezier mee kan doen. "Een mango", antwoordt Coolen tot ieders verrassing. [1] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fluisterend fluisterender fluisterendst
verbogen fluisterende fluisterendere fluisterendste
partitief fluisterends fluisterenders -

fluisterend

  1. zacht en heimelijk praten
    • Wat een verademing in de doorgaans fluisterende voetbalwereld: iets zeggen waar het op staat. Heracles-voorzitter Jan Smit deed dat afgelopen maandag. Gewoon recht voor de raap zei hij: geen idee of trainer Jan de Jonge zaterdag nog op de bank zit bij Heracles. Het is een beste kerel, maar hij krijgt de boel niet aan de praat. Klaar, iedereen begrijpt het, niemand hoeft te gissen of het gebeurt, hooguit wanneer het gebeurt. [2] 
    • Met een lage, bijna fluisterende stem op z'n Vlaams: "Overdag is hij een keurige gemeenteambtenaar, maar 's avonds..." Op school en feestjes was je pas populair als je een rake Paul Jambers-imitatie in huis had. In 2006 konden zelfs navigatiesystemen met het karakteristieke stemgeluid worden uitgerust. "En ik zie nog steeds imitaties voorbijkomen." [3] 


  1. Tubantia H. van Houwelingen 5 juni 2018 Hoe één mango België in de ban kreeg
  2. Tubantia 27 augustus 2014 Jan Smit is een verademing
  3. Tubantia G. Tienhooven 12 januari 2016 Paul Jambers: Ik een vedette? Dat nooit!