fellogeen
- fel·lo·geen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fellogeen | - |
verkleinwoord | - |
het fellogeen o
- (beschrijvende plantkunde) cambium waarbij lagen kurk naar buiten toe worden aangemaakt dat zo de scheuren in de epidermis afdekt die ontstaan door de diktegroei
- ▸ Gerekend vanaf het cambium dat aan het spinthout grenst, komt naar buiten toe eerst de bast met de zeefvaten voor de afvoer van stoffen. Daarna komt de schors met een tweede cambium (fellogeen), dat naar buiten toe kurklagen aanlegt.[1]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord 'fellogeen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Jean Penders“Schors van boom” (mei 2007) op nrc.nl