farizeïsch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: farizeïsch (hulp, bestand)
- IPA: /fariˈzejis/
Woordafbreking
- fa·ri·ze·isch
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | farizeïsch | farizeïscher | |
verbogen | farizeïsche | farizeïschere | |
partitief | farizeïsch | farizeïschers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
farizeïsch
- (Jiddisch-Hebreeuws) van de farizeeën
- (Jiddisch-Hebreeuws) als (van) een farizeeër, schijnheilig
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord farizeïsch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.